moll
(
Duitse benaming voor
mineur, kleine terts) [Lat. zacht], toongeslacht. Moll geldt als het "vrouwelijke" van de beide toongeslachten. Zijn tonicadrieklank bestaat uit grondtoon, kleine terts en kwint en onderscheidt zich dus van
Dur (
Duitse benaming voor majeur, grote terts), die als karakteristieke eigenschap de grote terts vertoont.