Benjamin Britten
Brits componist, voluit: Edward Benjamin Britten (sinds 1976 Lord) geboren Lowestoft 22-11-1913, gestorven Aldeburgh 1976.
Biografie
Benjamin Britten studeerde vanaf 1925 compositie bij Frank Bridge.
Van 1930-1933 studeerde hij compositie aan het Royal College of Music bij John Ireland en piano bij Arthur Benjamin.
Britten begon zijn componistencarrière met liederen, pianomuziek, film- en radiomuziek.
In 1937 deed hij zijn intrede in het Europese muziekleven met de première van zijn Variations on a theme of Frank Bridge op het Salzburg-festival.
Tijdens het uitbreken van de WO II, bevond Britten zich in de Verenigde Staten, waar hij zijn eerste opera Paul Bunyan componeerde.
In 1942 keerde hij terug naar Engeland.
Britten componeerde zijn beste werken in de tijd dat in Engeland de nationale karaktertrekken vervaagden en zich een internationaal stijlgemiddelde begon af te tekenen.
Als typisch eclecticus heeft Britten daaruit genomen wat hem paste, zonder er iets nieuws aan toe te voegen. Zich baserende op specifiek Engelse elementen, heeft hij zich daarbinnen toch een persoonlijke stijl weten te verwerven. Basis voor deze stijl is de vocale Engelse muziek. Zowel het volkslied, als de wijze waarop Purcell de tekstdeclamatie behandelde is daarbij bepalend, zowel voor zijn melodische lijn als voor zijn ritmen. Mede daardoor ligt de sterkste kant van Brittens compositorische activiteit in zijn vocale werken. Dit gecombineerd met een sterke theatrale begaafdheid leidde tot een voorkeur voor de opera.
Met Peter Grimes (1945) bereikte hij op dit gebied zijn eerste belangrijke succes. Het is een realistische volksopera met een geprononceerd Engels karakter.
Daarna sloeg Britten in zijn opera's ook wel nieuwe wegen in, o.a. in The Rape of Lucretia, waarin hij de contemplatieve commentaren door twee solisten in plaats van door het koor liet zingen.
De première van deze opera viel samen met de stichting van de 'English Opera Group' : een kameropera-ensemble dat zich in hoofdzaak op moderne Engelse, ook echter op minder bekende, oude Engelse opera's toelegde. Britten was een leidende figuur in dit ensemble en zijn bewerkingen van Purcells Dido and Aeneas en van The Beggar's Opera werden ervoor geschreven.
De kameropera bleef hem ook verder boeien: Albert Herring, waarmee Britten zijn komische talent bewees, en The Turn of the Screw zijn hiervan o.a. het resultaat.
Daarnaast schreef hij ook nog enkele grote opera's - o.a. de kroningsopera Gloriana en Billy Budd - die minder belangrijk en succesvol waren.
Naast de opera neemt de vocale muziek voor de concertzaal de belangrijkste plaats in Brittens oeuvre in, en hij bereikt daarin een grote veelzijdigheid: pianoliederen, orkestliederen, orkestwerken met solostemmen en koor, koorwerken met en zonder begeleiding en volksliedbewerkingen staan op zijn naam.
Het War Requiem was een opdracht ter gelegenheid van de inwijding van de nieuwe kathedraal van Coventry op 30 mei 1962, nadat de oorspronkelijke 14de eeuwse kathedraal was verwoest tijdens een luchtaanval in de Tweede Wereldoorlog in de nacht van 14 november 1940.
Het War Requiem van Britten is een grootschalig, niet liturgisch requiem, voor sopraan, tenor en bariton solisten, koor, jongenskoor, orgel en twee orkesten (een compleet orkest en een kamerorkest). Hier en daar vermengd met de traditionele Latijnse teksten, zijn collage-achtige zettingen van Wilfred Owens gedichten geplakt. Het werk duurt ongeveer 85 minuten.
Zijn orkestrale werken hebben, naar het algemeen oordeel, geen van alle het belang van zijn muziekdramatische of vocale composities. De omvang van zijn produktie is bovendien zo groot, dat het niveau ervan zeer ongelijk is; daarbij komt dat Brittens virtuositeit hem soms verleidt compositorisch-technische problemen eerder te omzeilen dan op te lossen.
In zijn beste werken bereikt hij niettemin een peil dat hem tot de belangrijkste Engelse en tot een der vooraanstaande internationale componisten stempelt.
Van enige invloed van Britten op andere componisten is nagenoeg geen sprake: zijn stijl is daartoe te eclectisch en in zijn persoonlijke eigenschappen te individueel.
Ook als reproduktief kunstenaar heeft Britten naam gemaakt, o.a. als dirigent van voornamelijk eigen werken, en als pianist, in hoofdzaak als begeleider: jarenlang vormde hij een bekend duo met de tenor Peter Pears.
Werken: pianomuz. : o.a. Holiday Diary (1934); orkestmuz. : o.a. Soirées musicales (1936); Variations on a theme of Frank Bridge (1937); Mont Juic (1937); Canadian carnival (1939); Sinfonia da Requiem (1940); The Young Person's Guide to the Orcbestra (1946); koormuz. : o.a. Spring Sympbony (1949); opera's: Paul Bunyan (1941); Peter Grimes (1945); The Rape of Lucretia (1946); Albert Herring (1947), The Beggar's Opera (1948); Let's make an Opera (1949); Billy Bud (1951); Gloriana (1953); verder kamermuziek, liederen etc.